12 maart, 2016
Show, don’t tell – lost in translation
Als je een popularity contest zou organiseren voor schrijftips, dan eindigt show, don’t tell waarschijnlijk op nummer één. De spreuk is kort, bekt lekker en spreekt tot de verbeelding. Deze derde blog in de serie staat in het teken van een intieme band: die tussen de schrijver en zijn lezers. Lees jij eigenlijk wel wat de schrijver heeft bedoeld te zeggen? Bedoel jij als schrijver eigenlijk wel wat de lezer leest?
Mijn lezers begrijpen mijn verhaal niet. Ik heb het vaak gedacht. Ik wilde lezers iets fantastisch meegeven – symboliek, gelaagdheden, een diepere betekenis – maar het was soms alsof ze die weigerden op te pakken. Ze gaven er hun eigen draai aan. Ze begrijpen het verkeerd, zei ik tegen mezelf. Het werd bijna een verwijt.
Er zat ruis op de lijn, concludeerde ik. Ergens tussen het bruisende idee in mijn hoofd en de belevingswereld van mijn lezer. Ik wilde weten of ik die ruis weg kon krijgen. Moest ik me erbij neerleggen dat sommige mensen mijn verhalen niet helemaal begrepen? Was het een onvermijdelijke bijwerking van show, don’t tell? De straf die je nu eenmaal riskeert als je de verbeelding van de lezer prikkelt zonder een boodschap voor te kauwen?
Ik wilde niet de lezer de schuld geven. Ook niet als ik lezers onoplettendheid, verbeeldingsarmoede of luiheid mocht verwijten. Ik wilde niet een schrijver worden die neerkijkt op zijn publiek; die bij het lezen van een slechte recensie sarcastisch zijn hoofd schudt en gewoonweg ontkent dat onbegrip pijn doet. Zo’n schrijver zou zich alleen maar verder verwijderen van de mensen voor wie hij schrijft. Hij zou zijn doelgroep steeds slechter begrijpen.
Ik wilde dat de lezer mijn taal verstond. Daarvoor, meende ik, moest ik leren begrijpen wie hij was.
Osama Bin Laden en Noord-Koreanen
Je kunt niet een boodschap overbrengen als de ontvanger jouw taal niet spreekt.
Stel, je schrijft een literair meesterwerk over de aanslagen in Amerika op 11 september 2001, waarbij je in de huid kruipt van Osama Bin Laden, de protagonist. Je beschrijft Bin Ladens vurige verlangen, de droom waarvoor hij bereid is te doden. Je behandelt zijn voorbereidingen, zijn uitzonderlijke organisatorische kwaliteiten, zijn steeds terugkerende godsvrees en faalangst. Je laat zien hoe een en ander uitdraait op een grote overwinning: de Twin Towers en WTC Building 7 storten in, het Pentagon beschadigt, er vallen duizenden doden. Je schetst een grandioos feest met offers van talloze dieren, hoe Bin Laden in zijn uitzinnigheid neerknielt en samen met zijn broeders smeekt tot Allah. Dat Hij de heengegane martelaren moge belonen met de genade waarvoor zij hun leven lieten.
Het mag duidelijk zijn dat je verhaal de nodige gevoelens zal losmaken. Lezers zullen vervuld van walging afhaken, of het bij voorbaat links laten liggen. Sommigen lezen misschien met tegenzin door en noemen je inspanning een smakeloze poging om te shockeren, terwijl weer een ander vooral valt over je overmatige gebruik van de – bovendien niet tot de Nederlands behorende – uitdrukking ‘Allahu Akbar!’. Misschien zou alleen een twintigjarige jongen zich laten meevoeren, zich laten ontroeren, en je dankbaar zijn voor het duwtje in de rug dat hij nodig had om zijn leven te geven aan zijn ‘heilige strijd’ in Syrië.
Hoeveel mensen zouden je literaire ambitie waarderen? Je poging een exotisch personage en een maatschappelijk probleem – religieus terrorisme – te doorgronden?
Het dagboek van Anne Frank wordt wereldwijd geprezen. Zo ook in Noord-Korea, waar het op scholen op de lijst van verplichte literatuur staat. Noord-Koreanen laten zich inspireren door Anne’s boodschap. ‘In de naam van wereldvrede moet Amerika worden vernietigd,’ verklaart een Noord-Koreaan. ‘Alleen dan kan Anne Frank’s droom werkelijkheid worden.’ (1)
Hoeveel mensen lezen het dagboek van Anne Frank zoals ze het heeft bedoeld? Hoeveel mensen beweren dat te doen?
De geweldige leeservaring
Op een zekere dag besloot ik niet langer te gaan voor ‘het geweldige verhaal’. Ik zou me voortaan richten op ‘de geweldige leeservaring’. Ik zou mijn verhalen in dienst stellen van de lezer. Ik moest ze laten beginnen op een plek die hij kende, meende ik, die op hem was afgestemd. Vervolgens moest ik de lezer aan de hand meenemen naar mijn schat: de reisbestemming, mijn premisse. Ik wilde dat de lezer zou kunnen begrijpen waarom mijn verhaal zo fantastisch was; waarom ik er honderden uren van naar mijn laptop turen voor over had om het op papier te krijgen.
Als ik wilde dat mijn boodschap over kwam, moest ik mijn gehechtheid opgeven aan alles in de tekst wat voor anderen moeilijk toegankelijk was. Dat zou mijn verhalen vlotter leesbaar maken, meende ik, zonder dat ze aan diepgang inboetten.
Lost in translation
Waarom zou je als schrijver een oordeel vellen over mensen die je boodschap ‘verkeerd’ interpreteren? Je kunt van hun gezichtspunt iets leren. Als je je doelgroep leert begrijpen, hun taal leert spreken, misschien gaat jouw boodschap dan niet verloren.
En als je eens iets leest waarvan je tenen zich krommen en je hoofd rood aanloopt, vraag jezelf dan eens af, voordat je oordeelt: begrijp ik eigenlijk wel goed wat hier staat? Of is het helemaal niet voor mij geschreven?
Referenties:
(1) http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/asia/northkorea/1456269/N-Korea-twists-Diary-of-Anne-Frank-to-attack-US-as-Nazis.html
Tags: Blog, Mathijs Hulster, Show don't tell