24 mei, 2015

schrijftips

Show , don’t tell – een perspectief

Show, don’t tell – een perspectief

 

Als je een popularity contest zou organiseren voor schrijftips, dan eindigt show, don’t tell waarschijnlijk op nummer één. Dat is niet verwonderlijk; de spreuk bekt lekker, is kort en spreekt tot de verbeelding.

Eigenlijk komt hij altijd wel van pas. Bijvoorbeeld als je een collega schrijver eens flink wilt imponeren met je kennis over schrijven; op een boekenbal of de uitreiking van de Harland Awards zodra ineens Superhero Man Martijn Lindeboom voor je neus verschijnt en je (begrijpelijkerwijs) even met je mond vol tanden staat; of wanneer een woest aantrekkelijke collega schrijver/ schrijfster iets laat vallen over de Neil Gaiman-tattoo op zijn of haar bil. ‘Show, don’t tell…’ zeg je. Want je weet, daarmee wordt het pas interessant.

Het lijkt een simpele regel: alles wat je opschrijft moet beeldend zijn, moet je kunnen ruiken en proeven. ‘Hij was boos’ wordt ‘Hij gooide zijn mobiel tegen de muur’. Een ‘vreselijke stank’ wordt een ‘lucht van rottende lijken’. Bij een ‘smerige koffie’ laat je het slachtoffer over zijn nek gaan – of erger, je trekt de vergelijking met Senseo. Kortom: je laat zien, zonder te vertellen.

Waarom werkt het?

Een verhaal staat of valt met de associaties die je bij zijn lezers oproept – of het gebrek daaraan. Associaties zijn feitelijk herinneringen van de lezer: beelden, geluiden, geuren, gedachten, gevoelens, etc. die hij of zij kent. Hoe meer de lezer de tekst associeert met de dingen die hij kent, hoe sneller hij in het verhaal wordt getrokken. Pak maar eens een boek dat je goed vind en dat vlot weg leest. Waarschijnlijk zie je al na een aantal zinnen een duidelijk plaatje van de geschetste situatie. Na een aantal bladzijden zit je midden in het verhaal en wordt de afleiding om je heen een geroezemoes. En wordt de brei aan associaties een nieuw verhaal.

Een voorbeeld dan:

Enorm veel ruiters te paard kwamen met veel kabaal de stad binnen rennen. Ze schreeuwden verschrikkelijke en strijdlustige leuzen.
  De vijand zette de stad in vuur en vlam met de brandende kogels van hun katapult. Het was geen veldslag, maar een overrompeling. Overal waren grote branden en ontzettend veel mensen gingen meteen al dood, voordat ze doorhadden wat er eigenlijk gebeurde. Er raakten er nog meer gewond. Het geweld was verschrikkelijk, en de schade niet om aan te zien. In een tijd van uren werd de hele stad met de grond gelijkgemaakt…

Stop. Ga eens na wat je de afgelopen regels hebt gezien en gehoord – wat je hebt ervaren. Gedaan? Adem dan diep in, diep uit, en lees nu het volgende stuk:

Een hoefgetrappel van honderden strijdrossen naderde het marktplein als een vloedgolf. ‘Schaam je, gespuis van koning McKenneth!’ schreeuwde een rulle stem. ‘Verwacht niet dat we jullie vrouwen of jullie kinderen zullen sparen!’
  Aan de hemel gloorde een flikkerlicht. Het flikkerlicht werd een lichtkogel. En de lichtkogel een oorverdovende inslag. Strepen vuur grepen als klauwen om zich heen over de straat en deden zich tegoed aan de rokken van een gezelschap wasvrouwen. Ook aan die van de mooie Felicia – mijn god, haar angstige ogen en haar hoge gil lieten ieder mannenhart even stilstaan. Een tweede lichtkogel zette de groentekraam van oom Gregg in lichterlaaie. Paardenhoeven denderden genadeloos over zijn pompoenoogst heen terwijl ruiters met hun langzwaarden gulzig inhakten op voortvluchtige kooplieden.

Ik hoop dat je in het laatste stuk meer hebt ervaren. Misschien hoorde je het hoefgetrappel, de rulle stem, of zag je een katapult de brandende kogel afschieten en oom Greggs verse pompoenen hulpeloos over de straat rollen. Misschien zag je in Felicia je beste vriendin, of het meisje waar je op de basisschool al verliefd op was, en heb je nog een brok in je keel terwijl je dit leest.

Een pakkend beeld schetsen is al moeilijk genoeg. Een pakkend verhaal schrijven is nog moeilijker, want daarin moeten de verschillende beelden consistent blijven met elkaar, met de belevingswereld van de personages, met de plaats en tijd waarin het verhaal speelt, etc. De schrijver moet voortborduren op zijn opgeworpen associaties door meer associaties op te werpen. Uit al die beelden creëert de schrijver dan uiteindelijk iets nieuws. Een nieuw beeld. Een nieuw verhaal.

Show, don’t tell op macroschaal
Een nieuw en origineel verhaal schrijven is meer dan het trekken van een reeks beeldende vergelijkingen. Heb je je weleens afgevraagd waarom je kinderen zo verveelt als je ze waarschuwt niet aan de staart van de kat te trekken? Of als je het ‘veel te gevaarlijk’ vindt als ze op eennachtsijs willen staan?

‘Waarom dan niet?’ jengelt de kleuter.

‘Daarom niet.’

Wat gebeurt er vervolgens? Het kind probeert het toch. Waarom? Omdat het nog niet heeft gezien wat er zou gebeuren. De oplossing? Show, don’t tell. Natuurlijk. Want het moet eerst ervaren voordat het begrijpt, en gelijk heeft het. Laat zien hoe scherp de klauwen van de kat zijn als je aan zijn staart trekt, en laat zien hoe gevaarlijk het is om op te dun ijs… Nou ja, voor meer opvoedingsadvies moet je me maar inhuren…

Waar het nu om gaat, is dat kinderen net lezers zijn. Lezers zoeken niet naar een voorgekauwde moraal. Zorg daarom dat je laat zien dat je door vriendschap en trouw de grootste obstakels kunt overwinnen. Of dat anders zijn dan de anderen een geschenk van onschatbare waarde kan zijn. Of dat het hebben van grote macht een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Want zoals het op het niveau van zinnen werkt (dat noem ik hier ‘microniveau’), zo werkt het ook bij de premisse – je statement – en bij symboliek in je verhaal (macroniveau).

Show, don’t tell.

Lezers willen niet dat de auteur zijn eigen spoilers weggeeft. Ze willen ze zelf ontdekken. Maak daarom eerst voor jezelf duidelijk wat je wilt laten zien. Speel vervolgens met de associaties die in je naar boven komen. Gebruik je verbeeldingskracht.Gebruik je inlevingsvermogen en je gevoel. Doe dat in je alinea’s, je scene’s, je hoofdstukken en je delen. Schrijf de beelden neer, houd ze op je netvlies, en blijf consistent in je gebruik ervan, net zolang totdat ze op papier staan (of op je beeldscherm). Net zo lang totdat je hebt laten zien wat je aanvankelijk wilde vertellen.

* * *

Bedankt voor het lezen van deze eerste blog over show, don’t tell! Komende tijd wil ik – samen met jullie! – de geheimen van de schrijfregel verder ontrafelen. Ik zal er nog er in elk geval nog één blog over schrijven, waarin ik wil ingaan op specifieke onderwerpen. Heb je suggesties? Schrijf ze in je reactie hieronder, dan zal ik kijken of ik er iets mee kan! Je kunt denken aan:
– Hoe maak ik een verhaal geloofwaardig?
– Hoe maak ik gebruik van het associatief vermogen van je doelgroep?
– Hoe kan show, don’t tell werken in dialogen?

Tags: